hoe vind je het werkwoordelijk gezegde ? Hoe vind je het gezegde, Hoe vind je het bijwoordelijke bepaling, Hoe vind je het lijdend voorwerp, Hoe vind je het meewerkend voorwerp, Naamwoordelijk gezegde, Hoe vind je het persoonsvorm, Hoe vind je het onderwerp, Hoe vind je het voorzetselvoorwerp
Contents
- 1 Hoe vind je het Werkwoordelijk gezegde voorbeeld?
- 2 Hoe haal je een Werkwoordelijk gezegde uit een zin?
- 3 Hoe kom je achter het gezegde?
- 4 Hoe vind je WW rest?
- 5 Hoe weet je of het een Naamwoordelijk of Werkwoordelijk gezegde is?
- 6 Wat is het gezegde voorbeeld?
- 7 Wat is een niet WW rest?
- 8 Wat is een WWA?
Hoe vind je het Werkwoordelijk gezegde voorbeeld?
Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden die bij elkaar horen. De persoonsvorm is dus ook een onderdeel van het gezegde. voorbeeld: Vanmorgen heb ik een glas laten vallen.
Hoe haal je een Werkwoordelijk gezegde uit een zin?
Werkwoordelijk gezegde (wwg).
- Zoek eerst de persoonsvorm en het onderwerp.
- Zoek het gezegde.
- Bepaal of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is.
- Bestaat het gezegde alleen uit werkwoorden, dan is het een werkwoordelijk gezegde.
Hoe kom je achter het gezegde?
Het gezegde bestaat uit de werkwoorden in een zin. Als er maar één werkwoord in de zin staat, dan is het gezegde de persoonsvorm….Gezegde
- Zoek eerst de persoonsvorm.
- Kijk dan of er nog meer werkwoorden in de zin staan.
- Deze werkwoorden bij elkaar vormen het gezegde.
Hoe vind je WW rest?
Hoe vind ik de werkwoordelijke rest? De werkwoordelijke rest omvat alle werkwoorden die in de zin staan, behalve de persoonvorm. De werkwoordelijke rest staan meestal op de laatste plaats van de vraagzin. Samen met de persoonsvorm is de werkwoordelijke rest onderdeel van het gezegde.
Hoe weet je of het een Naamwoordelijk of Werkwoordelijk gezegde is?
Het naamwoordelijk gezegde geeft altijd aan dat iets of iemand iets is. Zo bevat ‘De wind is koud’ een naamwoordelijk gezegde: er wordt uitgedrukt dat de wind iets ís, namelijk: koud. (In ‘De wind draait naar het oosten’ is draait het werkwoordelijk gezegde.
Wat is het gezegde voorbeeld?
Het gezegde zegt iets over het onderwerp: wat het onderwerp doet of is. Meestal bestaat het gezegde uit alle werkwoorden in de zin, soms aangevuld met een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord. Voorbeelden: Ik ga op de fiets naar mijn werk.
Wat is een niet WW rest?
Soms hoort er bij de persoonsvorm nog een woord dat geen werkwoord is. Dat stukje noemen we dan een niet-werkwoordelijke aanvulling (n.w.w.a.). De meest voorkomende soorten zijn (de pv is onderstreept): Hij / belde / haar / nog eens / op. // ?> Scheidbare werkwoorden als opbellen, afzeggen, uitnodigen, ?
Wat is een WWA?
Wanneer je persoonsvorm een hulpwerkwoord is dan heeft de persoonsvorm op zich geen betekenis. Die betekenis zit dan in 1 of meerdere werkwoorden die verderop in de zin staan. Deze aanvullende werkwoorden noemen we uiteraard de werkwoordelijke aanvulling (w.w.a.).

Nederlands – Het werkwoordelijk gezegde